De programma’s zijn ingedeeld op basis van het coalitieakkoord en de strategische visie.
De indicatoren hebben een prominente plek binnen de programmabegroting. Daarnaast zijn de bekende onderdelen visie, kaderstellende beleidsnotities, trends en ontwikkelingen weergegeven.
De programmaonderdelen zijn opgebouwd rond de vragen:
a. Wat is het beoogde maatschappelijke effect? Wat willen we met het programma bereiken?
b. Wat zijn de te verwachte prestaties? Wat gaan we daarvoor doen?
c. Overzicht lasten en baten met toelichting.
Ad a. Wat willen we met het programma bereiken?
Hier wordt het doel van het programma weergegeven en aangegeven welke maatschappelijke effecten er beoogd worden.
Ad b. Wat gaan wij daarvoor doen in 2016?
Hier wordt geschetst welke activiteiten het college van burgemeester en wethouders gaat ondernemen om de doelstellingen en de maatschappelijke effecten van de programma’s te behalen. Dit betreffen onderwerpen die extra aandacht of inzet van de gemeente krijgen in 2016 om de beoogde maatschappelijke effecten te realiseren.
Ad c. Overzicht lasten en baten met toelichting
Per programmaonderdeel worden de lasten en baten weergegeven waarbij het verschil tussen de aangepaste begroting 2015 en begroting 2016 wordt toegelicht.
Enkele prestatie- en effectindicatoren zijn in deze begroting aangepast ten opzichte van vorig jaar. Dit om beter te kunnen rapporteren. Per deelprogramma zijn de indicatoren in tabellen weergegeven:
Beoogd maatschappelijk effect | |||||||
Verfijning van het beoogde maatschappelijk effect | |||||||
Omschrijving prestatie die geleverd wordt om het beoogde maatschappelijk effect te bereiken. | |||||||
Effectindicator (W1) | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |||
Concrete doelstellingen, wat willen we bereiken? | |||||||
Prestatie-indicator (W2) | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |||
Concrete acties, wat gaan we daarvoor doen? | |||||||
In juni 2015 heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hoofdlijnen voor de vernieuwing Besluit, begroting en verantwoording (BBV) uitgebracht. De meeste vernieuwingen gaan in 2017 of 2018 in. Een belangrijke wijziging is de ontwikkeling van een basisset van circa 50 beleidsindicatoren voor gemeenten. Deze worden voor alle gemeenten verplicht, en vergroten de vergelijkbaarheid met ander gemeenten, bijvoorbeeld op de website www.waarstaatjegemeente.nl.
Ten slotte is per deelprogramma een overzicht Lasten en Baten opgenomen. Dit wordt ook wel de W3-vraag genoemd: Wat mag het kosten?
Vooruitlopend op nieuwe wetgeving zijn in deze begroting reeds enkele wijzigingen opgenomen. De meest zichtbare hiervan is het toedelen van de kosten voor overhead naar het deelprogramma Bestuur en organisatie. Deze kosten worden dus niet langer doorbelast via de uren, hetgeen een voordeel op de overige deelprogramma’s oplevert ten opzichte van 2015. In de vermelde begrotingscijfers van 2015 zijn de wijzigingen tot en met de 1e Turap 2015 meegenomen.